Nieuws

Immaterieel erfgoed in de educatieve praktijk (verslag)

Zo’n 40 deelnemers kwamen vrijdag 11 maart naar de Kasteelboerderij in het Nederlands Openluchtmuseum voor een studiedag over immaterieel erfgoed in de educatieve praktijk, die het meesterschapsteam cultuureducatie organiseerde in samenwerking met het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. Met een gemengd publiek van erfgoed(educatie)professionals, docenten, vakdidactici en anderen werd gereflecteerd op de vraag hoe je dit soort levend erfgoed kunt inzetten in het onderwijs en in het museum.

Burgerparticipatie in het erfgoedveld

De aanleiding voor de keuze van dit thema is de stijgende nadruk op de actieve participatie van burgers in de erfgoedpraktijk, zoals vastgelegd in het Verdrag van Faro (2005) van de Raad van Europa. Ruim de helft van de aanwezigen had al wel eens van dat verdrag gehoord, maar vrijwel niemand had het gelezen. In de eerste bijdrage schetste Wim Burggraaff daarom in kort bestek de hoofdpunten van het Faro-verdrag, toegespitst op de voor Nederland door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) uitgewerkte speerpunten:

  • co-creatie, partnerschap en andere vormen van burgerparticipatie in het erfgoedveld, samengevat in de slogan ‘van deelnemen naar deelhebben’
  • een nieuwe visie op erfgoed die perspectieven en kennis van burgers insluit, en dus niet louter op die van ‘experts’ is gebaseerd
  • erfgoed als hulpbron voor sociaal-maatschappelijke vraagstukken, met nadruk op vraagstukken over kwaliteit van leven, sociale cohesie en materiële condities (zoals werk/inkomen en duurzaam erfgoedbeheer)

Op basis van een door de RCE uitgevoerd onderzoek naar Faro-achtige initiatieven in de Nederlandse erfgoedpraktijk, noemde Burggraaff bij elk speerpunt voorbeelden die te vinden zijn op de RCE-website. Daarbij benadrukte hij dat in beleid gangbare termen, zoals ‘cultureel erfgoed’ en ‘erfgoedgemeenschap’, lang niet altijd begrijpelijk zijn voor betrokkenen of door hen zelf gebruikt worden. De Hop van Altena, een project gericht op het naar middeleeuws model verbouwen van hop voor het brouwen van bier, wordt door bewoners van deze nieuwe Brabantse gemeente bijvoorbeeld vooral beschouwd als gezellig. Maar de RCE ziet hier een participatief erfgoedproject dat bijdraagt aan sociale cohesie en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt helpt die kloof te overbruggen.

In 2021 heeft de minister van OCW een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, over de implementatie van het Faro-kaderverdrag. In 2022 wordt er gewerkt aan een uitvoeringsagenda die waarschijnlijk nog dit najaar wordt aangeboden aan de staatssecretaris. Opdat de participatie-geest van Faro doorwerkt in de formulering van de agenda, stelt de RCE die samen in dialoog met erfgoedinstellingen, opleidingen, beleidsmakers van ministeries als VWS en anderen, maar Burggraaff erkent dat het lastig is om daadwerkelijk voorbij de gebaande institutionele paden in contact te komen met (groepen) burgers. Op dit moment zijn er acht thema’s geformuleerd (o.a. leefomgeving, democratisering, Caribisch Nederland), maar educatie staat daar nog niet bij. 

Educatie in relatie tot behoud van immaterieel erfgoed

Educatie stond wel centraal in de bijdrage van Karlijn Bruggeman, werkzaam bij het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN). Ook zij benadrukte de onbekendheid van beleidsjargon in het veld, in dit geval ‘immaterieel erfgoed’. Leerkrachten en educatoren kennen die term nauwelijks, maar werken in de praktijk vaak wel met herdenkingen, rituelen, ambachten en andere vormen van ‘immaterieel erfgoed’.

Sinds 2003 beschermt Unesco ook deze vorm van erfgoed, vastgelegd in het Unesco Verdrag inzake Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed. Die is in 2012 door Nederland ondertekend. Sindsdien richt het KIEN zich op onderzoek, bewustwording en inventarisatie van immaterieel erfgoed in Nederland, en op hulp bij een centraal onderdeel in het Unesco-proces: de ‘borging’. Elke erfgoedgemeenschap die op de nationale dan wel internationale inventaris van immaterieel erfgoed geregistreerd wil worden, moet een plan hebben voor de toekomstbestendige overdracht van het erfgoed. Daarin speelt educatie vrijwel altijd een centrale rol, aldus Bruggeman.

Omgekeerd heeft immaterieel erfgoed het formele en informele onderwijs ook veel te bieden, zo illustreerde zij met een filmpje van het project Living Heritage & Education. Daarin vertelt een scholier van Japanse afkomst over Hanga, een Japanse druktechniek die zijn opa beoefent. Hij is trots dat de docenten van zijn school in Brussel deze techniek verwerkten in lessen kunst en wiskunde, die daardoor voor alle leerlingen betekenisvoller werden. In Nederland krijgt immaterieel erfgoed meestal een rol in onderwijs over kunst en cultuur, maar Bruggeman benadrukt dat er ook raakvlakken zijn met leerdoelen voor de mens- en maatschappijvakken en burgerschap. Door met leerlingen verschillende standpunten over omstreden tradities als vuurwerk te verkennen, kan bijvoorbeeld gewerkt worden aan inleven, multiperspectiviteit, meningsvorming en erfgoedwijsheid.

Bruggeman signaleert bovendien dat erfgoedgemeenschappen, dat wil zeggen de dragers of beoefenaars van levend erfgoed, nog lang niet altijd op de radar van onderwijs en educatie staan. Juist in het kader van ‘borging’ pleit zij voor meer samenwerking. In de discussie bleek echter dat er verschillende belangen kunnen zijn. Een deelnemer vertelde dat pijprokers erkend willen worden als immaterieel erfgoed om praktische dingen geregeld te krijgen, zoals een vergunning voor een zaal waar deze gemeenschap kan bijeenkomen om pijp te roken. Deze wens staat echter op gespannen voet met gezondheidsbeleid, ook op scholen.

Levend erfgoed in de praktijk

Na een pauze werd de educatieve praktijk van levend erfgoed belicht. Onderwijskundigen Marieke Zeeman en Annemarie de Regt hebben 25 jaar ervaring in het vormgeven van erfgoededucatie en vertelden over hun ‘kunst van de overdracht’. De basis ligt in een drie-stappenmethodiek: activeren van voorkennis, zinvol beleven van erfgoed, liefst op locatie, en, niet te vergeten, reflectie op die ervaring. Pas dan voltrekt zich een leereffect, hoewel juist deze stap soms wordt overgeslagen. Zeeman & De Regt benadrukken daarom het belang van leerdoelen en deskundigheidsbevordering van leraren en educatoren. In hun werk hebben ze vanzelfsprekend aandacht voor immaterieel erfgoed, maar voor partners ligt dat vaak minder voor de hand. Voor het project Erfgoed verbindt Oldenzaal dacht de gemeente in eerste instantie niet aan bijvoorbeeld dialecten, vieringen en herdenkingen, volgens Zeeman & De Regt omdat niemand zich ‘eigenaar’ van dit erfgoed noemt. Zij integreerden immaterieel erfgoed in de zeventien onderwijsprojecten die ze voor Oldenzaal ontwikkelden.

Leanne Staugaard, van de werkgroep Circuspunt Jeugd, vertegenwoordigde een van de vele erfgoedgemeenschappen in Nederland en had als centrale boodschap dat erfgoed een werkwoord is. Erfgoed moet je doen. Deelnemers gingen daarom in de benen voor een kleine training jongleren. Daarna vertelde Gitta Paans, conceptontwikkelaar educatie bij het Nationaal Openlucht Museum, over Feest! In Nederland. Ook zij ziet erfgoed als een werkwoord. In een van de boerderijen op het museumterrein gaan basisschoolleerlingen daarom actief aan de slag met het vieren van feesten. Ze maken hapjes voor een van de 52 feesten die gekozen kunnen worden, versieren het huis, dansen mee met een levensgrote avatar en spelen het verhaal van het feest na in een tafelspel.

Naar aanleiding van een vraag of het soms botst of schuurt, antwoordt Paans dat kinderen doorgaans enthousiast meedoen aan welk feest dan ook. Ouders hebben er soms wel moeite mee dat hun kind een feest van bijvoorbeeld een andere religie viert. In de conceptontwikkeling hebben de makers bovendien niet de controverse gezocht. Sinterklaas richt zich met behulp van een schilderij op de oorsprong van dit feest, toen de figuur Zwarte Piet nog niet aanwezig was. 

Tot slot deden de deelnemers zelf ervaring op met het KIEN-Keuzekompas, een instrument dat is ontwikkeld om controversieel erfgoed, zoals paasvuren, bespreekbaar te maken. Het kompas was in eerste instantie bedoeld voor erfgoedgemeenschappen die in het kader van de borging moeten nadenken over andere perspectieven en de toekomst van hun erfgoed, maar blijkt ook voor de deelnemers aan deze dag bruikbaar om te spreken over meerdere perspectieven op heden en toekomst van erfgoed als pijproken en Sinterklaas. 

2 reacties to “Immaterieel erfgoed in de educatieve praktijk (verslag)”

  1. Cornelis Crans MA

    Rijk gevulde kennis middag met veel afwisseling. Belangrijke informatie opgedaan over “Faro” en de mogelijke verrijking van ons erfgoed verdrag. Kennis van (erfgoed) burgers meer centraal ipv. (alleen) de experts. Wie geeft gaat hiermee aan de slag (zie ook de opm. over OCW. versus VWS als het gaat over controversieel erfgoed)? Ben zeer benieuwd naar het vervolg!

    Beantwoorden
    • Pieter de Bruijn

      Dank voor uw reactie! Fijn en leuk om te horen dat u het een interessante middag hebt gevonden. De ontwikkelingen rond het Faro-verdrag, en de mogelijkheden en beperkingen ervan, zijn inderdaad heel boeiend. We houden de toekomstige ontwikkelingen (en de eventuele educatieve implicaties ervan) zeker in de gaten.

      Beantwoorden

Laat een antwoord achter aan Pieter de Bruijn Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.