Nieuws
De actualiteit van de Tweede Wereldoorlog
‘Teaching’ en ‘preaching’ in de praktijk
De balans tussen ‘doceren’ en ‘preken’ kreeg concreet gestalte in de bijdrage van Jan Durk Tuinier (Stichting Vredeseducatie) die zich als pedagoog automatisch een vertegenwoordiger voelt van de ‘preaching’-kant. Desondanks pleit Tuinier er wel voor om waarden niet over te dragen aan jongeren, maar ze juist te verhelderen. Het gaat erom om leerlingen uit te dagen: niet wat ze denken, maar dat ze denken is van groot belang. De aanpak van de Stichting Vredeseducatie is daarbij gericht op het pendelen tussen heden en verleden, waarbij leerlingen ook subject worden gemaakt van de geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog leent zich volgens Tuinier goed voor het bestuderen van groepsdynamische processen, als vooroordelen, stereotypering, uitsluiting en het zondebokverschijnsel, omdat oorlog een verdichting is van de geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog kan werken als een spiegel, doordat het jongeren toestaat om verhalen van andere mensen aan de eigen biografie te relateren. Hoewel Tuinier vooral vaardigheden en gereedschappen aan jongeren wil meegeven, zit in zijn aanpak toch altijd een boodschap besloten. De rol van de docent in het mbo, waar Tuinier zich met name op richt, is dan ook niet alleen om vakbekwame mensen op te leiden, maar ook om de verbinding te zoeken.
Het balanceren tussen ‘teaching’ en ‘preaching’ hangt nauw samen met opvattingen over de omgang met meerdere perspectieven in de klas. Liesbeth Dirks, geschiedenisdocent aan het Schoonhovens College, presenteerde daarom hoe zij zelf een les over multiperspectiviteit en de Holocaust vormgeeft. Haar eigen achtergrond speelde hierin een belangrijke rol. Waar voor veel leerlingen de Tweede Wereldoorlog wordt ervaren als een koude geschiedenis, is het voor Dirks namelijk nog een ‘warm’ verleden.
In haar aanpak profileert Dirks zich dan ook én als historicus én als pedagoog. Eerst wordt feitelijke informatie aangeboden, waarbij de Tweede Wereldoorlog niet als een spannend verhaal wordt voorgesteld, maar als een gruwelijke geschiedenis. Hierbij wordt ook gebruikgemaakt van egodocumenten en ooggetuigenverslagen. Het doel is om leerlingen een feitelijk beeld te geven van de oorlog en nieuwsgierigheid op te wekken. Pas na deze feitelijke informatie is er ruimte voor discussie in een opdracht waarin meerdere perspectieven aan bod komen aan de hand van de vraag wie je verantwoordelijk kan stellen voor de Tweede Wereldoorlog. Ondanks deze tweeledige benadering, blijkt dat ook hier ‘teaching’ en ‘preaching’ niet strikt van elkaar zijn te scheiden. In het ‘feitelijk beeld’ dat wordt gegeven worden immers ook keuzes gemaakt en er wordt bewust geen gebruikgemaakt van humor of ironie om een geladen sfeer te creëren.